Effect van windparken op zeezoogdieren
Effect van windparken op zeezoogdieren
In het Nederlandse deel van de Noordzee komen verschillende zeezoogdieren voor. De bruinvis, de gewone zeehond en de grijze zeehond zijn de meest voorkomende soorten. Zij gebruiken de Noordzee en het kustgebied om te eten, te rusten en om zich voort te planten. Bruinvissen (een kleine walvissoort) hebben een erg goed gehoor en gebruiken echolocatie. Ze zenden zelf geluid uit en met de terugkerende echo kunnen ze de locatie van dingen bepalen. Ze gebruiken echolocatie voor het vinden van voedsel, maar ook om hun weg te vinden op korte afstand, het ontwijken van vijanden en mogelijk ook om te communiceren. Zeehonden bepalen de locatie van hun prooien juist meer met hun snorharen en zicht, maar mogelijk ook met gehoor.
Effecten van windturbines
Zeezoogdieren kunnen last hebben van (menselijke) geluidsproductie onder water, zoals:
- scheepvaart
- onderzoek
- opruimen van explosieven
- aanleg van windmolenparken
Geluid gedraagt zich onder water heel anders dan geluid boven water. Onder water verplaatst geluid zich namelijk 4,5 keer sneller. Geluid onder water dringt veel verder door dan boven water. Hoe ver hangt af van waterdiepte, type zeebodem, watertemperatuur en hoe zout het water is. Ook verschilt de kracht van het geluid onder en boven water. Dit betekent dat geluid uit een geluidsbron onder water veel harder klinkt dan een vergelijkbaar geluid boven water.
Bij geluid van windparken zit een verschil tussen continu geluid en impulsgeluid. Continu geluid is geluid dat achter elkaar doorgaat, veroorzaakt tijdens de werking van het windpark door het draaien van de turbines. Impulsgeluid is hard geluid dat kort duurt, zoals het heien bij de bouw van de windparken.
Impulsgeluid heeft effect op bruinvissen en zeehonden. Het kan leiden tot gehoorschade, verstoring/verjaging van dieren en verstoring van communicatie, bijvoorbeeld tussen moeder en kalf. Dit alles kan effect hebben op de gezondheid van de dieren en op het aantal dieren. In het onderzoek waren geen effecten te zien van het continue geluid door het draaien van windturbines.
Onderzoek
Het Wozep-onderzoek naar zeezoogdieren kijkt vooral naar de effecten van de bouw van windparken op bruinvissen en zeehonden. Hoeveel last hebben deze soorten hiervan? En is een windpark nog een geschikt leefgebied voor bruinvissen of mijden ze deze?
Er zijn modellen die het effect op de grootte van de groep dieren berekenen. Maar er vinden ook veel metingen plaats in en bij windparken. Hoeveel geluid is er en waar zijn de bruinvissen en zeehonden?
De onderzoeksresultaten helpen bij het berekenen van het zogenaamde ‘cumulatieve effect’, het totale opgetelde effect. Dit maakt duidelijk of de bouw van windparken alles bij elkaar niet tot te veel negatieve effecten leidt voor bijvoorbeeld bruinvissen.
Maatregelen
Bij de bouw van windparken op zee moet de vergunninghouder rekening houden met de gevolgen van geluid voor zeezoogdieren. Hij moet proberen zo min mogelijk onderwatergeluid te produceren. En dat geluid te beperken tot een zo kort mogelijke aaneengesloten periode.
Bij het heien van de funderingen van de windturbines in de zeebodem gelden geluidsnormen waar het geluid niet bovenuit mag komen.
Voor het heien houden afschriksignalen zeezoogdieren op afstand. Daarna begint het heien langzaam (lage hei-energie), zodat de zeezoogdieren de tijd hebben om naar een veilige locatie te zwemmen.
De vergunninghouder van een windpark moet het geluidsniveau tijdens het heien continu meten, en binnen 48 uur verslag uitbrengen aan de Rijksoverheid. Schepen die de vergunninghouder inzet, moeten rekening houden met zeehonden en deze zo min mogelijk verstoren. Ook meet de Rijksoverheid zelf het geluidsniveau.