Windparken leveren zee aan data

Gepubliceerd 6 maart 2020

Het Maritiem InformatieVoorziening ServicePunt (MIVSP) verzamelt waardevolle Noordzee-data via de aansluitplatforms van windparken op zee. René Moor en Irene Kwast van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) leggen uit hoe dit project past in hun missie om de energievoorziening te verduurzamen: ‘We besparen veel kosten.’

Het Maritiem InformatieVoorziening ServicePunt (MIVSP) voorziet allerlei verschillende partijen van waardevolle data over de Noordzee. Van windsnelheid en golfhoogte tot de locatie van trekvogels. Voor het verzamelen van die data sluit het project aan bij de aanleg van windparken op zee in het kader van de energietransitie. Het MIVSP bouwt masten boordevol sensoren op de “stopcontacten” van deze parken: platforms die de opgewekte stroom doorsturen naar het elektriciteitsnet aan land. Rijkswaterstaat verzorgt de dagelijkse aansturing van het project. Daarbij werken ze nauw samen met hun opdrachtgever: het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK).

Net op zee

Wind op Zee: essentieel voor energietransitie

Het verduurzamen van de Nederlandse energievoorziening is een van de grote missies van EZK. In de overstap naar hernieuwbare energiebronnen speelt wind een belangrijke rol. Windmolens moeten energie opwekken in parken op land, maar vooral ook op de Noordzee. De plannen voor dat laatste zijn gebundeld in het programma Wind op Zee. ‘Het effect daarvan is echt heel groot’, benadrukt programmamanager René Moor. ‘Dit jaar komen er 2 parken. Die leveren samen al genoeg energie voor 5 % van de Nederlandse elektriciteitsvraag. In 2030 moeten 10 van deze windparken samen maar liefst 40 % van deze vraag aankunnen.’

Windparken: het mooiste plan wint

Voor de uitvoering van Wind op Zee werken verschillende (semi-)overheden samen. EZK zelf is bijvoorbeeld verantwoordelijk voor de kavelbesluiten. Moor: ‘Dat is een kruising tussen een vergunning en een bestemmingsplan. Zo bepalen we waar de windparken precies komen en aan welke voorwaarden ze moeten voldoen. Daarbij krijgen we advies van Rijkswaterstaat.’ Een uitvraag aan de markt bepaalt vervolgens welke partij een specifiek windpark mag bouwen. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) handelt deze aanbestedingen af en doet daarbij zelf vooronderzoek: hoe gedragen water, wind en bodem zich op deze locatie? Moor: ‘De partij met het mooiste plan wint. Dan gaat het er bijvoorbeeld om hoeveel energie ze kunnen opwekken en hoe innovatief hun plan is.’

MIVSP: onmisbare informatie

Gaat een aannemer eenmaal aan de slag met een windpark, dan is het zaak om te controleren of deze aan alle regels voldoet. Die taak neemt Rijkswaterstaat weer op zich, samen met Staatstoezicht op de Mijnen (SODM). Daarnaast moet de opgewekte stroom op de juiste manier aansluiten op het elektriciteitsnet aan land. Daarvoor zorgt netbeheerder TenneT. Zij bouwen de eerdergenoemde “stopcontacten” om de stroom aan land te brengen. Maar bij windparken op zee komt veel meer kijken dan alleen energieopwekking, legt Moor uit. ‘Je hebt te maken met vissers en scheepvaart, maar ook met ecologie, zoals trekvogels. Dan wil je weten hoe je daar rekening mee moet houden bij de windparken. De informatie van het MIVSP is onmisbaar om zulke vragen te beantwoorden.’

Stuurgroep: alle relevante partijen bij elkaar

Voor grote beslissingen over het MIVSP-project is er een stuurgroep. Die bepaalt bijvoorbeeld welke sensoren er precies op de masten moeten komen. Namens opdrachtgever EZK is Irene Kwast voorzitter van deze groep. Ze legt uit hoe belangrijk het is dat alle relevante partijen hier samenkomen. ‘Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat houdt de veiligheid voor de scheepvaart in de gaten. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kijkt vanuit de ruimtelijke ordening naar doorvaart en medegebruik van de windparken. En TenneT is leidend in de planning. Als zij een platform naar zee gaan brengen, moet het MIVSP de mast met sensoren hoe dan ook klaar hebben.’

Centralisering bespaart kosten

Bij het eerste platform, Borssele Alpha, was die planning nog wel even spannend, vertelt Kwast. ‘Rijkswaterstaat heeft heel hard moeten werken om alles voor de lancering op 10 mei te installeren en te testen. Het is heel knap dat ze dat onder die druk voor elkaar gekregen hebben.’ Het voordeel is wel dat de platforms van TenneT steeds nagenoeg hetzelfde zijn. Daardoor hoeft het MIVSP bijvoorbeeld niet steeds opnieuw de optimale plaats voor de sensoren te bepalen. Die standaardisatie was ook een belangrijke reden voor EZK om te kiezen voor 1 centrale partij om data te verzamelen. Kwast: ‘Zo gebruikt elk windpark dezelfde apparatuur en kun je bijvoorbeeld alle radarbeelden goed vergelijken. Bovendien besparen we veel kosten door 10 radars in 1 keer aan te besteden.’

Rijkswaterstaat: logische keuze

De keuze om Rijkswaterstaat die centrale rol te laten invullen lag voor de hand, stelt Moor. ‘Rijkswaterstaat beheert de Noordzee, heeft veel ecologische kennis in huis en is gewend om met infrastructuur te werken.’ ‘Een belangrijk voordeel is ook dat zij door heel Nederland al dataverbindingen hebben liggen voor bijvoorbeeld bruggen en sluizen’, vult Kwast aan. ‘De data die van zee komen, kunnen ze makkelijk aansluiten op dat netwerk. Bovendien hanteren ze net als wij het principe om zoveel mogelijk data breed beschikbaar te stellen – natuurlijk alleen binnen de kaders van de wet, bijvoorbeeld op het gebied van privacy.’

‘Een logische keuze: Rijkswaterstaat beheert de Noordzee, heeft veel ecologische kennis en beheert dataverbindingen’

Data: veel belangstelling

Die verspreiding van de data is een belangrijk punt, want de gegevens zijn zeker niet alleen interessant voor de windparken. Moor: ‘Neem de windmetingen op verschillende hoogtes. Dat vindt het KNMI ook prachtig. Een ander goed voorbeeld is de vogelradar. Die kunnen windparken direct inzetten om de windmolens langzamer te laten draaien of zelfs stil te zetten als er vogels langskomen. Maar de Universiteit van Amsterdam gebruikt de data nu bijvoorbeeld om een model te maken dat de vogeltrek voorspelt.’ Kwast: ‘We moeten onderzoeken hoe vogels zich gedragen. Ontwijken ze windmolens? Verstoren windparken de vogeltrek?’ Moor: ‘De vogelradar zelf is ook heel geavanceerd. Zelfs Defensie heeft daar al belangstelling voor getoond.’

Goede samenwerking

De samenwerking tussen EZK en Rijkswaterstaat verloopt goed. Kwast: ‘We weten elkaar snel te vinden. Kleinere dingen kan ik makkelijk tussen de vergaderingen door met de projectleider afstemmen.’ Moor: ‘Het MIVSP valt onder de Centrale Informatievoorziening, het IT-onderdeel van Rijkswaterstaat. Dat was in het begin wel even zoeken, omdat zij toch een eigen taal en manier van werken hebben. Wij zijn meer conceptuele denkers, terwijl zij vooral gericht zijn op de praktische invulling. Maar uiteindelijk vullen we elkaar daarin juist mooi aan. Het zijn bevlogen en deskundige mensen. Bovendien denken ze altijd meteen goed mee. Een leuke club om mee samen te werken.’

Routekaart 2030: nog 8 platforms

Het tweede platform, Borssele Bèta, is inmiddels bijna klaar en gaat volgens planning op 12 maart de zee op. Op de routekaart voor 2023 staan dan nog 3 vergelijkbare platforms gepland. Kwast: ‘Ondertussen is TenneT al bezig met de aanbestedingen voor 2024-2030. Dan moeten opnieuw 5 platforms volgen: 2 dezelfde en 3 grotere. Daarbij kijken we nu al mee, zodat we de masten op tijd klaar kunnen hebben. Anders moeten we ze later op zee aanpassen en dat kost veel geld.’